Het dialectlandschap in Vlaanderen is buitengewoon versnipperd. Er is West-Vlaams, Oost-Vlaams, Brabants, Antwerps en Limburgs .... Dat is niet altijd zo geweest. Tot na de middeleeuwen bestond er maar één Vlaams, dat gesproken werd tot aan de Schelde in het Waasland en de Dender in Zuid-Oost-Vlaanderen. Van dat oude Vlaams is het tegenwoordige West-Vlaams de directe erfgenaam: dit dialect heeft de klankstructuur van het middeleeuwse Vlaams grotendeels bewaard. Onder Brabantse invloed onderging oostelijk Vlaanderen een aantal taalvernieuwingen, die zo ingrijpend waren dat ze het oude, homogene Vlaamse landschap in tweeën hebben gekliefd. Voortaan vormden het conservatieve West-Vlaams en het vernieuwingsgezinde Oost-Vlaams twee aparte dialectfamilies.