Tijdens de late middeleeuwen ontstond in de Lage Landen een bloeiend muziekleven. In de kerken en de kathedralen verdiepten zangers en componisten zich in de kunst van de meerstemmige gezangen. Later werd deze school “de Vlaamse Polyfonie” genoemd. Een misleidende naam, want het waren niet enkel Vlamingen die er deel van uitmaakten. Twee eeuwen lang waren de Nederlanden toonaangevend op muzikaal vlak. De polyfonisten veroverden Europa. Talentenscouts rekruteerden de meest begaafden om te gaan zingen aan de renaissancehoven in Spanje, Frankrijk of Italië. Vaak ging het om mannen van bescheiden afkomst, die uitgroeiden tot popsterren avant la lettre. In Firenze of Rome maakten ze carrière, in dienst van de Medici’s of de paus. Die zangers en componisten waren geestelijken, maar beslist geen koorknapen. Deze lezing gaat dieper in op het leven en het werk van de polyfonisten.